Sierduiven
J.Luchtmeijer


DE FOK


De fokperiode is de mooiste, maar ook drukste tijd voor de duivenfokker.
Essentieel voor een goede fok vinden wij het noteren van alle gebeurtenissen. Zo noteren we hoe de koppels zijn samengesteld, in welke broedkooi ze zitten, welke kleur voetring het koppel heeft, wanneer de eieren worden gelegd, of deze bevrucht zijn, wanneer ze uitgekomen zijn, het ringnummer van het jong, welke jongen dood zijn gegaan of vroegtijdig weg geselecteerd, of er bepaalde problemen zijn geweest, opvallende eigenschappen van het jong of het broedkoppel en of ze al gevaccineerd zijn tegen Paramyxo en Paratyfus.
We beginnen meestal vrij vroeg met de fok. Soms eind januari, soms half februari. We hebben de neiging om steeds later te beginnen.
Om te kunnen controleren of de koppels nog goed gepaard zijn en nog in het goede broedhok zitten krijgt elk koppel een gekleurde voetring. Dezelfde kleur ring wordt ook aan de broedkooi bevestigd.


Een voorbeeld hoe wij onze fokresultaten vastleggen.


Eerst worden de doffers losgelaten in de broedafdeling met open, verschillend gekleurde broedkooien. Ze kunnen dan zelf een kooi kiezen. Soms moet hierbij wat “geholpen” worden. Is dit redelijk gelukt, dan worden de doffers in hun kooi opgesloten en wordt de door ons geselecteerde duivin erbij opgesloten.
Na enkele dagen worden de paren wisselend vrijgelaten in langzaam toenemende aantallen net zolang tot alle koppels vrij zijn en hun eigen hok kennen.
Dit alles vergt veel tijd en aandacht. De vastzittende koppels moeten alle in hun eigen broedkooi worden gevoerd!
Weer enkele dagen later worden de broedschalen in de kooien gezet. We gebruiken de bekende roodstenen schalen, belegd met een matje. Zijn ze erg vuil, dan worden ze ververst.
Om het vinden van hun eigen broedkooi te bevorderen strooien we steeds wat tabaksstelen op de grond. Al heen en weer vliegend van de grond naar hun broedkooi om hun nest te bouwen, leren ze beter de weg naar hun eigen kooi.
Dit wordt nog gemakkelijker voor de duiven omdat de broedkooien verschillend gekleurd zijn en duiven kleuren kunnen onderscheiden.


De gekleurde broedkooien.


Drie dagen na het leggen worden de eieren geschouwd. Onbevruchte eieren worden direct verwijderd.


Het schouwen van een ei.

Het beeld na 6 dagen van een tweeling


Voor de beginnende fokker die het schouwen niet kent even een aanvullende opmerking. Na ongeveer 3 dagen is bij doorlichting van het ei het zich ontwikkelde embryo al te zien door in het halfdonker een klein lampje tegen het ei te houden. In eerste instantie is in het doorschijnende eiwit een klein rood “spinnetje” te zien dat elke dag groter wordt, totdat op ongeveer de 10e dag het gehele ei donker is gekleurd. Heeft zich na 4 tot 6 dagen niets in het ei ontwikkeld, dan blijft het ei doorschijnend en is het onbevrucht en wordt door ons verwijderd.


Een koppel roodzilver/geelzilver Oudduitse meeuw.

Een Seltsjoekse tuimelaar op het nest.


Ongeveer 10 dagen na uitkomst van de jongen wordt voer in de broedkooi aangeboden opdat de jongen vlot zelf leren eten. Met name voor de kortsnavelige dieren en de meeuwen voorkomt dit slecht gevoerde jongen als hun ouders er wat moeite mee krijgen.


Jonge Oudduitse meeuwen.

Bedelend jonge Seltsjoekse tuimelaar.


Soms al na twee beginnen de ouders aan een tweede legsel. Ze leggen de eieren dan naast de nog in het nest aanwezige jongen. Om vervuilen of beschadigen van de eieren te voorkomen plaatsen we een tweede broedschaal op een verhoging van pvc buis, zodat de jongen niet meer bij de ouders in het nest kunnen komen.


Broedende doffer op een verhoogde broedschaal.


Na ongeveer 4 weken worden de jongen gespeend en naar het babyhok verhuisd. Hier blijven ze enkele weken, tot ze goed voor zichzelf kunnen zorgen en gaan dan naar het jongdierenhok.


Pas gespeende jongen in het babyhok.